HET MEISJE MET HET RODE HAAR


Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hannie Schaft is een rechtenstudente die vlak voor haar doctoraalexamen stopt met haar studie om zich aan te sluiten bij een verzetsgroep. Wegens haar gebrek aan ervaring als meedogenloze moordenaar krijgt ze geen warm onthaal. Ze heeft de meeste mensen tegen zich als ze voor haar toelatingsproef niet het lef heeft iemand dood te schieten. Ze wil haar vriendin Judith helpen aan een schuilplaats en steelt zelfs een persoonsbewijs voor haar. Ze is echter al gearresteerd voordat ze haar dit kan geven.

Hannie begint met het verrichten van koerierswerk. Als er op een dag een jongen voor haar gezicht wordt doodgeschoten, is dit een keerspunt in haar leven. Ze wil betrokken zijn bij aanslagen en wordt onder de hoede genomen van Hugo. Al na een korte tijd krijgt ze de opdracht een collaborateurs dood te schieten. Nadat ze dit heeft gedaan vertelt ze aan Hugo dat ze er niets bij voelde, niet nerveus was en geen idee meer zou hebben hoe haar slachtoffer eruit zag. Als blijkt dat er willekeurig burgers zijn vermoord door de dood van die man, voelt ze zich schuldig.


Ondertussen bloeit er een liefdesrelatie op tussen Hannie en Hugo. Ze krijgt opdracht een moeder dood te schieten, maar acht zichzelf hiertoe niet in staat. De volgende dag besluit ze toch een poging tot moord te doen. Nadat ze op haar heeft geschoten rijdt ze weg, maar hierna begint ze te twijfelen of ze haar geraakt heeft. De vrouw heeft het echter overleefd en als de verzetsstrijders dit te horen krijgen, besluiten Hannie en Hugo onder te duiken. Ze besluiten hun werk niet stil te leggen en al gauw richten ze zich op de moord van een Duitser.


Als Hannie haar trekker overhaalt, blijkt haar pistool niet geladen te zijn. De Duitser begint onmiddellijk zijn verdediging. Hannie fietst snel door en Hugo blijft achter om met de Duitser af te rekenen. Een vuurgevecht volgt, waarbij Hugo hem neerschiet. Hij houdt er wel ernstige verwondingen aan over en overlijdt niet veel later in het ziekenhuis. Met zijn laatste woorden vraagt hij de dokter de foto in zijn jas te verbergen voor de Duitsers. De dokter bleek een NSB’er te zijn, Otto Schaaf. Na Hugo’s overlijden treft hij in zijn jas een foto van Hannie. Onmiddellijk wordt er een nationale jacht naar ‘het meisje met het rode haar’ gestart.

Hannie overweegt zichzelf over te geven, omdat haar ouders zijn opgepakt. Mede-verzetsstrijder An raadt dit haar af en helpt haar met een vermomming. Haar lokken worden donker geverfd en ze gaat voortaan door het leven met een bril. Ze barst van de wrokgevoelens en breekt bij Otto in om hem uiteindelijk neer te schieten. Haar collega’s raden haar af door te gaan met het vermoorden van collaborateurs, omdat de oorlog volgens hen al bijna afgelopen is. Ze is echter vastberaden haar werk voort te zetten en legt uit dat ze niets te verliezen heeft.


Bij een routine-controle vinden de Duitsers illegale bladen en een pistool bij Hannie. Ze wordt naar de gevangenis gestuurd en weigert te vertellen wie ze werkelijk is. Een bewaakster vermoedt dat ze kleurspoeling heeft en als dit waarheid blijkt te zijn, worden de vermoedens dat ze een terrorist is groter. Uiteindelijk geeft ze toe ‘het meisje met het rode haar’ te zijn. Ze wordt meegebracht naar de duinen en daar wordt ze gefusilleerd en begraven. Slechts enkele weken later wordt Nederland bevrijd van de Duitsers.


HANNIE SCHAFT

Jeugdjaren

Jannetje Johanna (Hannie) Schaft werd op 16 september 1920 in Haarlem geboren. Zij was de tweede dochter van Pieter Schaft en Aafje Talea Vrijer. Haar vijf jaar oudere zusje Annie, die in 1915 was geboren, overleed in 1927 aan difterie. Jo, zoals haar roepnaam was, groeide normaal op in het kleine socialistische gezin, waarvan haar vader leraar was op de Rijks Kweekschool en in het landelijk hoofdbestuur van de socialistisch getinte Bond van Nederlandse Onderwijzers zat.

Jo ging als klein meisje naar de Tetterodeschool in Haarlem. Ze was een uitstekende leerling, die wat teruggetrokken leefde en eigenlijk weinig contact had met haar klasgenootjes, maar ook regelmatig werd gepest vanwege haar rode haar en haar sproeten. Na de lagere school te hebben doorlopen ging Jo in 1932 naar de HBS-B op het Santpoorterplein, vlakbij haar ouderlijk huis. Hoewel ze ook hier wat teruggetrokken leefde, had ze het toch prima naar haar zin wat zich uitte in goede resultaten. Haar medestudenten vonden haar echter een tutje; ze was altijd wat stijfjes gekleed en volgens Miep Merkuur, een schoolvriendin van Jo, “droeg ze vaak een vest als het heel warm was, omdat haar ouders bang waren dat ze kou zou vatten”.

Ook het gezin Schaft leefde thuis vrij geïsoleerd. Jo’s moeder kwam uit een fel socialistisch predikantengezin en haar vader was een actief lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Zodoende groeide Jo op met sociaal-democratische ideeën, met name op het gebied van rechtvaardigheid en gelijkheid.

In 1938 legde Jo het staatsexamen af, waarbij ze hele goede cijfers haalde voor Duits, Frans, Nederlands, Engels, geschiedenis en plant- en dierkunde. Hoewel ze in eerste instantie altijd lerares wilde worden, besloot ze in 1938 echter om toch rechten te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Om hiervoor te worden toegelaten moest ze eerst een staatsexamen Grieks en Latijn doen, waar ze overigens met vlag en wimpel voor slaagde.

Op de Universiteit van Amsterdam specialiseerde ze zich in het volkenrecht, en later wilde ze niets liever dan naar Genève gaan om daar de Volkenbond nieuw leven in te blazen. In Amsterdam werd ze lid van de Amsterdamse Vrouwelijke Studentenvereniging (AVSV) en al snel was er van een geïsoleerd bestaan geen sprake meer. Binnen deze vereniging richtte ze met een aantal vriendinnen een nieuw dispuut op met als naam ‘Gemma’ (gemmare e minoribus appentinus = uit de kleine dingen streven wij naar het grote), en van studeren kwam in die tijd dan ook niet veel meer.


De oorlogs- en verzetsjaren

In mei 1940 brak in Nederland de oorlog uit, maar voor iedereen ging al vrij snel weer het dagelijkse leven gewoon door. Ook voor Jo. Op 1 juli van datzelfde jaar slaagde ze voor haar kandidaatsexamen en ging vervolgens met haar vriendinnen, Nellie Luyting en Annie van Calsum, in de Michelangelostraat 59 in Amsterdam-Zuid samenwonen.

Ondertussen groeide Jo’s woede tegen de Duitse bezetter en ze deed er toen ook al van alles aan om, hoewel op kleine schaal, de onderdrukten te helpen en zich af te zetten tegen de bezetter. Zo stal ze, toen de gele ster voor Joden verplicht werd gesteld, al regelmatig persoonsbewijzen van niet-Joodse vrouwen en stuurde ze regelmatig pakjes naar Westerbork en andere kampen. Maar ook haar eigen leven veranderde ingrijpend toen de Duitsers in 1943 van alle studerenden een loyaliteitsverklaring eisten. Net als tachtig procent van alle studenten, weigerde ook Jo deze verklaring te ondertekenen. Omdat hierdoor het universitaire leven stil lag, besloot Jo terug te keren naar het ouderlijk huis in Haarlem. Ook haar twee Joodse vriendinnen en studiegenotes, Philine Polak en Sonja Frenk, gingen met haar mee in de hoop dat haar ouders de twee onderdak en een schuiladres konden verschaffen.


Op 29 april 1943 werd er door de Duitse bezetter een bevel uitgevaardigd dat alle leden van het voormalige Nederlandse leger zich moesten melden om in Duitsland te gaan werken en de RVV (Raad van Verzet) riep naar aanleiding hiervan op tot een algemene staking. Jo wilde haar steentje hieraan bijdragen en via via kwam zij uiteindelijk in contact met de Haarlemse RVV. Al vrij snel had deze RVV door dat Jo te vertrouwen was en de eerste opdracht werd aan haar toevertrouwd. Deze hield in om samen met verzetsman Cor Rusman een medewerker van de Sicherheitsdienst (SD) neer te schieten. Later bleek dat dit een test voor haar was, want toen Jo tijdens de moordaanslag de trekker overhaalde klonk er een klik in plaats van een schot. De “SD‘er” was namelijk niemand minder dan Frans van der Wiel, de commandant van de Haarlemse RVV, en hoewel Jo woedend was, had ze de ‘proef van bekwaamheid en betrouwbaarheid’ doorstaan en bleek dat ze capabel genoeg was voor het verzetswerk. In het hoofdkwartier aan de Wagenweg 246 leerde Jo, die onder de overige verzetsleden inmiddels bekend stond als Hannie, veel over wapens en nam ze regelmatig deel aan schietlessen. Verder papte ze aan met Duitse soldaten om zo benodigde informatie te krijgen. Hierdoor werd ze echter door sommige verzetslieden beschouwd als een verraadster.


De eerste grote actie waaraan Hannie deelnam vond plaats op 27 november 1943, toen er samen met Jan Bonekamp, Jan Brasser en nog een vierde RVV-er een poging werd gedaan om de elektriciteitscentrale van de PEN in Velsen-Noord onklaar te maken. Hoewel de actie niet helemaal succesvol was, was deze aanslag wel een opkikker voor de lokale bevolking. Op 20 januari 1944 nam Hannie in Haarlem deel aan een nieuwe sabotagedaad en ditmaal was de Rembrandtbioscoop aan de Grote Markt het doelwit omdat in deze bioscoop zeer regelmatig Duitse propagandafilms werden vertoond. Ook deze aanslag was geen succes omdat de brandbommen die de verzetslieden hadden geplaatst vroegtijdig werden ontdekt.


Jan Bonekamp

Omdat de Duitse Sicherheitsdienst steeds meer invallen deed, besloot Hannie haar ouderlijk huis te verlaten en dook ze twee maanden onder in Limmen, Pagenlaan 8, op hetzelfde adres als haar mede-verzetsstrijder Jan Bonekamp. Hannie en Jan waren onverzettelijk en fanatiek en zeker Jan pleegde heel wat aanslagen, overvallen en sabotage-acties. Bij de liquidatie door Hannie en Jan van politiekapitein Ragut in Zaandam werd Jan Bonekamp zwaar gewond. Hij werd naar het politiebureau en daarna naar het ziekenhuis gebracht. Hij had een fotootje van Hannie in zijn zak. Hannie moest naar een ander onderduikadres, bij de familie Elsinga, verfde haar rode haar zwart en ging een bril met vensterglas dragen. Ook werd er door een betrouwbare ambtenaar van het stadhuis te Velsen een nieuwe kaart voor Hannie in het bevolkingsregister ingebracht onder de naam van Johanna Elderkamp, een vrouw die – op papier althans – was geboren in Zürich, Zwitserland.

Nadat de geallieerden op 6 juni 1944 in Normandië waren geland, schoten Hannie en Jan twee dagen later Piet Faber, een banketbakker die bekend stond om zijn verraderspraktijken, neer.

Hun volgende opdracht was om de Zaanse politiekapitein Ragut te elimineren en na enige verkenningstochten was het op 21 juni 1944 dan zover. In Zaandam wachtten ze Ragut op, Hannie schoot op hem en fietste vervolgens pijlsnel weg. Doordat op dat moment juist een formatie bommenwerpers overvloog dachten de omstanders dat Ragut door de bommenwerpers was geraakt. Jan kwam vervolgens dichterbij om het genadeschot te geven, maar Ragut, die zwaargewond op de grond lag, schoot op dat moment zelf en raakte Jan levensgevaarlijk in zijn buik. Ragut was ondertussen overleden aan zijn verwondingen en Jan werd door omstanders naar de eerstehulppost op een nabijgelegen politiepost gebracht. Daar waarschuwde echter een collaborerende agent de Duitse Sicherheitsdienst. Jan werd door de Duitsers volgespoten met een stimulerende stof die hem aan het praten moest krijgen. Voordat hij overleed noemde hij het adres van zijn vrouw en waarschijnlijk ook dat van Cor Koelman, een RVV-‘er die vaak met Hannie samenwerkte.


Omdat het nu te gevaarlijk was geworden voor Hannie, besefte de RVV dat zij een nieuw onderduikadres moest krijgen. Hannie, die door de dood van Jan overspannen en zwaar depressief was geworden, dook vervolgens onder bij de familie Elsinga, goede vrienden van haar vader. Omdat ook Hannie’s ouders ondertussen waren opgepakt door de Sicherheitsdienst was het overduidelijk dat Hannie zich rustig moest houden en dat er iets aan haar uiterlijk veranderd moest worden. Een bevriende kapper verfde vervolgens haar rode haar zwart en ook kreeg ze een bril op van vensterglas. Toch kwam langzaamaan haar originele rode haar weer terug en toen Hannie weer wat was opgeknapt, pakte ze het verzetswerk weer op. Herhaaldelijk verrichtte Hannie koeriersdiensten voor de Velsense illegaliteit naar Den Haag en in de kerstnacht van 1944 heeft werkte ze mee aan het ophalen van vijf kisten munitie uit de duikbootbasis van de Kriegsmarine bij de IJmuidense haven.

In de avond van 21 maart 1945 fietste Hannie over de straatweg van Haarlem naar IJmuiden, met in haar fietstas enkele exemplaren van de illegale krant ‘De Waarheid’. Bij een Duitse controlepost bij de Jan Gijzenbrug in Haarlem werd ze echter aangehouden en toen na controle bleek dat er in haar fietstas de illegale kranten én een pistool verborgen zaten, werd ze ter plekke opgepakt en afgevoerd naar de Haarlemse gevangenis. Hier werd ze meermalen ondervraagd en naar haar identiteit geïnformeerd, maar Hannie bleef in alle toonaarden zwijgen. Vervolgens werd ze naar het Huis van Bewaring in Amsterdam overgebracht en tijdens deze rit zag één van haar bewakers wie ze was, namelijk het ‘Meisje met het Rode Haar’.


Laatste foto in Gevangenis

Ondanks de afspraak die de Duitsers aan het einde van de oorlog met de Binnenlandse Strijdkrachten hadden gemaakt om geen executies meer uit te voeren, werd Hannie Schaft drie weken voor het einde van de oorlog (op 17 april 1945) in opdracht van Willy Lages doodgeschoten in de duinen van Overveen bij Bloemendaal. Hierbij zou ze, na een schampschot, koelbloedig hebben gezegd: “Ik schiet beter”, waarna SD-er Maarten Kuiper zijn machinepistool op haar leeg schoot. Zij werd daar vervolgens begraven in een ondiepe kuil. Haar vrienden uit het verzet probeerden nog wel achter haar verblijfplaats te komen om haar te kunnen bevrijden. Toen zij daar uiteindelijk achterkwamen, op de eerste dag na de bevrijding, bleek Hannie’s naam echter al te zijn doorgestreept in het gevangenisboek.

Hannie Schaft, symbool van het verzet

Op 27 november 1945 zouden haar stoffelijke resten op de Erebegraafplaats van Bloemendaal, temidden van 421 andere mensen, waarvan zij er velen persoonlijk gekend heeft, worden herbegraven. Zij ligt daar in het middelste vak in vak 22 als enige vrouw te midden van de mannelijke verzetsstrijders. Op haar eenvoudige grafsteen staat onder haar naam de volgende tekst: “Zij diende”. De herbegrafenis vond plaats in aanwezigheid van leden van het koninklijk huis, waaronder koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernhard. Koningin Wilhelmina noemde in haar speech Hannie Schaft “symbool van het verzet”. Hannie Schaft ontving later postuum het Wilhelmina Verzetskruis en een onderscheiding van de Amerikaanse geallieerde opperbevelhebber Dwight Eisenhower voor uitzonderlijke moed en verdienste in de strijd tegen de Duitse nationaalsocialistische vijand.


Na haar dood werd Hannie Schaft een controverse in de Nederlandse politiek. Omdat ze tot een communistische verzetsgroep hoorde, werd ze in de Koude Oorlog door de Communistische Partij van Nederland (CPN) als symbool gebruikt. Veel oud-verzetsstrijders ergerden zich eraan dat de Erebegraafplaats centrum van communistische propaganda werd. Vanwege de Koude Oorlog werd er ook geen monument aan Hannie gewijd. Pas in 1982 kwam er een monument in het Kenaupark, dat officieel ‘Vrouw in het verzet’ heet maar in de wandeling het Hannie Schaftmonument genoemd wordt. Hannie’s naam staat ook in de sokkel. Het monument is gemaakt door Truus Menger, een mede-verzetsstrijdster van Hannie.

In november 2003 ontving het Verzetsmuseum in Amsterdam een bijzondere schenking, namelijk het vermommingsbrilletje van Hannie Schaft. Het brilletje is aan het museum geschonken door de erfgenaam van Hannie’s hartsvriendin, Erna Kropveld. Erna, die in 1921 is geboren en een niet-Joodse moeder en een Joodse vader had, heeft zich ook zeer ingezet in het verzet. Ze was een studiegenote van Hannie Schaft en ook haar verloofde heeft ze in die groep leren kennen. Hannie, en soms ook Erna, gebruikten het bewuste brilletje bij hun acties. Het brilletje is te zien in Hannie’s vitrine in het museum.


Na de bevrijding groeide Hannie Schaft uit tot symbool van het verzet. Duizenden en duizenden mensen herdachten haar verzetsdaden en Hannie Schaft wordt nog altijd jaarlijks herdacht in Haarlem. Deze herdenking vindt elk jaar plaats op de laatste zondag van november.

Dit bericht werd geplaatst in Film, Oorlog en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie