De dood van Paus Johannes Paulus I (28 September 1978)

In de nacht van 28 op 29 september 1978 om kwart voor vijf trof zuster Vicenza, die al in dienst was van Albino Luciani sinds 1959, Johannes Paulus I dood aan in zijn bed met in zijn hand wat papieren. Hierop informeerde zij onmiddellijk de particulier secretaris van de paus, Diego Lorenzi. Volgens kardinaal Paul Poupard was het echter de secretaris van de paus, de Ier John Magee, die hem ’s ochtends half zittend in zijn bed aantrof met De imitatione Christi van Thomas a Kempis in zijn hand.

Dokter Renato Buzzonetti, verbonden aan het Vaticaan, onderzocht het lichaam en kwam tot de conclusie dat Johannes Paulus I overleden was aan een acute hartaanval rond 23.00 uur de avond daarvoor. Hierop werd door kardinaal Jean-Marie Villot, in zijn functie als camerlengo, het nieuws wereldkundig gemaakt.

Op 4 oktober 1978 vond de begrafenis en bijzetting van Johannes Paulus I plaats.
Het daarop volgende conclaaf vond plaats van 14 tot 16 oktober 1978 en zou de eerste niet-Italiaanse paus voortbrengen sinds de dood van de uit de Nederlanden afkomstige paus Adrianus VI in 1523: de Poolse kardinaal Karol Józef Wojtyła, die de naam Johannes Paulus II aannam als eerbetoon aan Albino Luciani.

Plotselinge dood, verdacht of niet ?

De plotselinge dood van Johannes Paulus I leidde er onmiddellijk toe dat het College van Kardinalen gevraagd werd of er geen autopsie moest worden gehouden om de precieze doodsoorzaak vast te stellen. Het College van kardinalen vroeg twee teams van deskundigen om nader advies.

Op 2 oktober kwamen de kardinalen bijeen om de adviezen te bespreken. Twee artsen adviseerden tegen een autopsie, omdat de doodsoorzaak immers al was vastgesteld. Bovendien was het lichaam inmiddels gebalsemd, wat een betrouwbare schouwing onmogelijk zou maken. Het College van kardinalen besloot dan, na een stemming, in overgrote meerderheid geen toestemming te geven voor een autopsie, omdat deze voeding zou kunnen geven aan de inmiddels ontstane geruchten over de mogelijk niet-natuurlijke doodsoorzaak van de paus.

In zijn boek “In God’s Name” (Gods wil of mafia? De onverklaarbare dood van Johannes Paulus I) probeerde David Yallop aan te tonen, dat er sprake was van verdachte omstandigheden (lees: “vergiftiging”) waarin de paus overleden was. Daarbij werd met een beschuldigende vinger gewezen naar personen binnen en buiten het Vaticaan die elk een motief hadden om de paus om te brengen.

Zo werd eerst kardinaal Jean-Marie Villot genoemd, omdat hij op 28 september 1978 te horen gekregen zou hebben dat hij als kardinaal-staatssecretaris vervangen zou worden door kardinaal Giovanni Benelli. Villots optreden na de ontdekking van de overleden paus, waarbij hij belastende voorwerpen uit de slaapkamer van de paus verwijderd zou hebben, roept bij Yallop vraagtekens op.

Yallop suggereert verder dat Johannes Paulus I wilde breken met het in de encycliek Humanae Vitae uiteengezette anticonceptie-beleid. Volgens Yallop zou de paus van mening zijn geweest dat anticonceptie, gelet op de overbevolking en de enorme kindersterfte, toegestaan moest worden. Deze mogelijke opvatting van Luciani zou op groot verzet binnen de Curie zijn gestuit.

Centraal in Yallops boek staat echter de speculatie dat Johannes Paulus I van plan was geweest op te treden tegen de malversaties binnen het bankwezen van het Vaticaan. Daarbij speelden de beheerder van de Vaticaanse bank Istituto per le Opere Religiose (IOR), aartsbisschop Paul Marcinkus, Licio Gelli, leider van de vrijmetselaarsloge P2, en Michele Sindona en Roberto Calvi een cruciale rol omdat zij allen betrokken waren bij talloze dubieuze bancaire transacties waarbij ook de Italiaanse mafia betrokken was.

Uit “The Godfather 3”

In de film The Godfather Part III vormt de vermeende moord op Albino Luciani een motief. Wanneer ene kardinaal Lamberto gekozen wordt tot paus Johannes Paulus I, kondigt hij direct een diepgaand onderzoek aan naar de activiteiten van de Vaticaanse Bank en de rol die diverse Vaticaanse functionarissen daarin vervullen. Om onthullingen te voorkomen wordt de paus 33 dagen na zijn aantreden door vergiftiging van zijn thee om het leven gebracht.

Kardinaal Villot.

Van Kardinaal Luciani werd gedacht dat hij een perfecte compromis  kandidaat zou zijn, een overgangsfiguur, en dat de Curie hem gemakkelijk zou kunnen leiden.

Echter, eenmaal gekozen, begon de nieuwe paus de briljante geest en ondeugende uitstraling te tonen die verborgen zat achter zijn vroegere terughoudendheid.

Al van bij het beginvan zijn pontificaat deed de paus alles om een revolutie teweeg te brengen en terug te keren naar de geestelijke oorsprong van alles, de boodschap van de Evangeliën.

Om te beginnen weigerde hij bij zijn kroning plaats te nemen op de pauselijke draagstoel ‘Sedia gestatoria’ en de met juwelen ingelegde tiara te dragen.

Hij gaf opdracht aan de minister van Buitenlandse Zaken (van de Curie) om niet de leiders van de militaire junta’s van Argentinië, Chili en Paraguay uit te nodigen op zijn inaugurele mis. Verder weigerde hij om tijdens zijn audiënties en pers conferences de scripts te volgen die voor hem door de Curie waren voorbereid. Nadrukkelijk kondigde hij aan dat zijn pontificaat zou toezien op de terugtrekking van de kerk bij haar betrokkenheid van ‘zuiver tijdelijke…. en politieke zaken’.

Albino Luciani werkte in veel opzichten irriterend voor de Curie. Hij werd echter de absolute vijand toen hij zich begon te verdiepen in de verraderlijke handelingen van de Vaticaanse Bank.

Michele Sindona.

In 1968 had paus Paulus VI een flamboyante Siciliaanse financier, Michele Sindona, in vertrouwen genomen. Maar ondanks zijn aanzienlijk natuurlijke gaven zou Sindona nooit zonder de steun van zijn opdrachtgevers in de mafia en in de ‘P2’, een geheim vrijmetselaars genootschap (bestuurd door ene Licio Gelli) van uit de krioelende straten van Messina tot naar het bestuur in Milaan op geklommen zijn.

Met de hulp van Gelli en Calvi kreeg Sindona het bestuur over een groep van één van de oudste en meest prestigieuze financiële instellingen in Italië en Zwitserland, waaronder een aantal banken waar het Vaticaan belang bij had.

Bijgenaamd de ‘Haai’ verwierf Sindona al snel de reputatie van het overnemen van eerbiedwaardige maar falende banken en ze op wonderbaarlijke wijze om te vormen in banken die geld in overvloed hadden.

Toen het kaartenhuis uiteindelijk in 1974 ineen stortte, in wat in Italië bekend zou worden als ‘Il Crack Sindona’, ontdekten officieren van justitie al snel het magische geheim van de ‘Haai’.

Massale infusies van drugsgeld van de Gambino mafiafamilie werden door de banken van Sindona wit gewassen.

Om zijn beschermheren Gelli en Calvi terug te betalen had de ‘Haai’ honderden miljoenen verduisterd van de banken die hij beheerde.

Sindona vluchtte naar de VS waar hij kon rekenen op de bescherming van zijn oude vriend, toenmalig president Richard Nixon. Helaas voor de ‘Haai’ kwam in augustus 1974 het Watergate schandaal en moest Nixon aftreden.

Binnen enkele weken ontdekte het FBI dat er een enorm groot gat zat in de activa van de ‘Franklin National Bank’, bank die ook deel uitmaakte van het Sindona imperium. Aangeklaagd in de VS en Italië voor bankfraude en verduistering zou Sindona uiteindelijk uitgeleverd worden aan Italië waar hem pas in 1986 een levenslange gevangenisstraf zou wachten.

De Banco Ambrosiano was een Italiaanse privé-bank die in de 19e eeuw werd gesticht door Rooms-katholieke geestelijken. In de tweede helft van de 20e eeuw groeide de bank onder leiding van de zakenman Roberto Calvi snel uit tot een belangrijke factor in de Italiaanse financiële wereld.

Via de Banco Ambrosiano werden gelden van de Rooms-katholieke kerk en van de maffia belegd in Zuid-Amerika. Toen de bank in 1982 failliet ging, met een schuldenlast die geschat werd tussen de 700 miljoen en de anderhalf miljard dollar, veroorzaakte dat een schandaal dat ver buiten de financiële kringen doordrong.

De Vaticaanse Bank “Instituut voor Religieuze Werken” had een groot aandeel in deze bank en betaalde dan ook 250 miljoen dollar aan schuldeisers van de Banco Ambrosiano. Het Vaticaan en aartsbisschop Paul Marcinkus ontkenden echter iedere betrokkenheid bij het schandaal van dit faillissement.

De zakenman en voorzitter van de bank, Roberto Calvi en zijn vermeende betrokkenheid bij de vrijmetselaarsloge P2 worden vaak vermeld als mogelijke oorzaken voor het tenietgaan van de Banco Ambrosiano.

Calvi werd in 1982 aangeklaagd voor een lange lijst van financiële en politieke overtredingen waaronder het witwassen van grote bedragen. Hij dook onder, maar op 17 juni 1982 werd hij dood aangetroffen in Londen; hij was opgehangen aan de Blackfriars Bridge.

Roberto Calvi.

Aanvankelijk werd gedacht dat Calvi zelfmoord had gepleegd, maar later stelde de politie vast dat de ‘Bankier van God’, zoals hij werd genoemd, vermoord was. Volgens de Italiaanse politie zat de Siciliaanse mafia erachter. Omdat Marcinkus zaken had gedaan met de Siciliaanse financier Michele Sindona, kwam de curieprelaat in een kwaad daglicht te staan. Sindona, met wie Marcinkus ook goed bevriend was, werd wegens bankfraude gearresteerd en stierf in 1986 in de zwaar beveiligde gevangenis van Voghera aan een cyanidevergiftiging.

Gelli, Calvi, Sindona, Marcinkus.

Met zijn alerte en schradere geest drong Paus Johannes Paulus I al gauw door tot het hart van dit beschamende labyrint van corruptie en wist binnen enkele weken na zijn kroning de belangrijkste medeplichtingen binnen het Vaticaan te identificeren.

Op de avond van 28 september 1978 riep hij kardinaal Villot, de leider van de machtige Curie, bij zich om bepaalde ‘veranderingen’ te bepraten die hij de volgende dag openbaar wilde maken. Gedurende de twee uur durende discussie die volgde ontdekte Villot dat deze raadselachtige man, die hij ooit als een eenvoudige dwaas beoordeeld had, totaal anders was dan hij gedacht had.

Onder degenen wier ‘ontslagen’ de volgende dag door de paus zouden worden aanvaard, was Villot zelf, evenals het hoofd van de Vaticaanse Bank en  verschillende andere leden van de Curie die betrokken waren geweest bij de activiteiten van Sindona en P2, het geheime vrijmetselaars genootschap.

Bovendien vertelde de paus Villot dat hij plannen had om een bijeenkomst aan te kondigen om op 24 oktober dat jaar met een Amerikaanse delegatie de heroverweging van de positie van de Kerk ten aanzien anticonceptie te bespreken.

Licio Gelli.

Terwijl de nieuwe paus klaar was om het deksel van het Vaticaanse Bank schandaal te lichten en de financiële verwevenheid tussen de Heilige Stoel en de bankhuizen van de heren Sindona en Calvi te verbreken, hadden deze laatste twee heren dringend behoefte aan verdere medeplichtigheid van het Vaticaan. In het najaar van 1978 vonden Italiaanse bank onderzoekers het sluitend bewijs dat er 400 miljoen dollar in activa verduisterd was die Sindona en Calvi in eigen zak hadden gestopt of hadden gebruikt om het sinistere werk van hun meester Gelli en zijn P2 te ondersteunen.

De enige missing link in de keten van bewijs dat nodig was om al deze heren naar de gevangenis te sturen lag in handen van de Vaticaanse Bank, en paus Luciani was gereed om deze kaart aan de autoriteiten te overhandigen.

Toen paus Johannes Paulus I zich op de avond van 28 september 1978 moe terug trok in zijn slaapkamer, met de van belang zijnde papieren in zijn handen geklemd die de volgende dag de schandelijke Vaticaanse financiële flirt met de mafia en de zuivering van de Curie met de verantwoordelijken zouden openbaren, waren er dus een aantal meedogenloze mensen die een grote interesse hadden om er op toe te zien dat hij niet meer zou ontwaken om dit bekend te maken.

Onder hen waren Sindona, Calvi en Gelli, maar ook kardinaal Villot zelf.

In alle vroegte, stipt om 04.30 uur op 29 september 1978 klopte Zuster Vincenzia, de huishoudster van de paus, zoals ze altijd deed, op de deur van zijn slaapkamer. Toen ze geen reactie hoorde liet ze een kop koffie achter en keerde 15 minuten later terug en zag dat de koffie nog steeds onaangeroerd was, iets dat in totale tegenspraak was met zijn stipte routine. Toen ze zijn slaapkamer binnenkwam zag ze hem niet en liep door naar de badkamer waar ze de de paus op de vloer ontdekte, met een verwrongen doodsgrimas op zijn gezicht.

Op het nachtkastje in de slaapkamer lag een geopende fles Effortil, een medicatie die de paus nam voor zijn lage bloeddruk, bovendien had hij ook overgegeven.

De huishoudster stelde onmiddelijk de Camerlengo (pauselijke kamerheer), kardinaal Villot, in kennis, wiens eerste reactie op het nieuws was om de begrafenisondernemer op te roepen.

Villot arriveerde om 05.00 uur in de kamer van de paus en verzamelde snel de cruciale documenten, de Effortil fles en een aantal persoonlijke spullen die waren bevuild met braaksel. Geen van de voorwerpen is ooit nog terug gezien.

Hoewel het Vaticaan beweerde dat haar ‘huis’ arts het lichaam onderzocht had en dat de doodsoorzaak een hartinfarct was, werd er geen dood-certificaat openbaar gemaakt. Nochtans vereist de Italiaanse wet dat er een wachttijd van ten minste 24 uur moest zijn voordat een lichaam gebalsemd mag worden, maar kardinaal Villot had minder dan 12 uur na zijn dood het lichaam van Albino Luciani al voorbereid op de begrafenis. Het Vaticaan weigerde een autopsie uit te laten voeren en beriep zich op het kerklijk recht dat zoiets zou verbieden maar de Italiaanse pers wees erop dat een autopsie wèl op één van de paus zijn voorgangers was uitgevoerd, Pius VIII. En hoewel de conventionele procedure voor het balsemen van een lichaam vereiste dat het bloed moest worden afgetapt en dat bepaalde interne organen verwijderd moesten worden, werd er niet één druppel bloed of ook maar een klein stukje weefsel verwijderd uit het lijk van paus Luciani en was er dus niets beschikbaar dat de aanwezigheid van gif kon aantonen.

Marcinkus en Johannes Paulus 2.

Kort na de benoeming van paus Johannes Paulus II bevorderde hij het corrupte hoofd van de Vaticaanse Bank, bisschop Marcinkus. Deze had immers Wojtyla’s belangen gediend door de Poolse kerk 100 miljoen wit gewassen mafia geld toe te schuiven om de campagne tegen de communistische regering te onderschrijven.

Toen Sindona uiteindelijk in de VS in verband met de ‘Franklin National’ werd aangeklaagd voor bankfraude, bood het Vaticaan aan om getuigenis af te leggen ten behoeve van zijn verdediging !

Net als voor Opus Dei, hoewel Johannes Paulus II niet eens lid was van de sekte, heeft hij vaak als één van hen gefunctioneerd en hij vaardigde zelfs een ongekend besluit uit betreffende de officiële status van de sekte door deze als een ‘persoonlijke prelatuur’ binnen de Kerk te erkennen.

Bewijst dit alles moord?

Kardinaal Villot bracht het nieuws alsof het een zeer tragisch ongeval was. Hij beweerde dat de paus een overdosis  van zijn eigen medicatie genomen had. Deze uitleg was zeer onwaarschijnlijk en lasterlijk en insinueerde bijna dat de paus vanwege de druk van zijn werk zelfmoord had gepleegd!

Alles werd gedaan om deze misdaad te verdoezelen. Toch zou niemand geloven in een overlijden door zo’n ongeval.

De fles Effortil was verdwenen, samen met de glazen waar de paus uit gedronken zou hebben en zo ook zijn slippers, waarschijnlijk omdat er sporen van braaksel op zaten.

Dit zou een symptoom van digitalis vergiftiging geweest kunnen zijn. Ook het testament van de paus was verdwenen.

Dr Buzzonati (en niet professor Fontana van de medische dienst van het Vaticaan zelf die ingeschakeld had moeten worden) bevestigde de dood en werd toegeschreven aan een acuut myocardinfarct.

Onmiddellijk nadat de dood van de Heilige vader bevestigd was, riep kardinaal Villot degenen op die de paus zouden balsemen. Er werd geen sacrament van het Heilig Oliesel gegeven!

Vervolgens nam de kardinaal Zuster Vincenzia, die het lichaam in de badkamer ontdekte (niet in bed zoals later werd beweerd), de gelofte van stilte af.

Het overlijden zou plaats gevonden hebben om 11 uur de vorige avond (28 september).

Villot stelde rond 06.30 uur uiteindelijk de andere kardinalen op de hoogte. De hypothese van een plotselinge dood leek de persoonlijke arts en trouwe secretaris van de paus, Don Lorenzi, hoogst onwaarschijnlijk.

Het gezicht van de paus vertoonde kenmerken van doodsstrijd en angst en was verdraaid en verwrongen.

De balsemers, de gebroeders Signoracci, probeerden het gezicht enigszins te verbouwen zodat zijn uiterlijk een rustige uitdrukking zou tonen. Voordat de balsemers hun werk konden doen hadden echter heel wat mensen het vervrongen gelaat al gezien.

De zusters die dienden als meiden en bedienden, reinigden en poetsten bijna onmiddellijk na zijn dood de vertrekken van de paus. Enig bewijs, zoals vingerafdrukken, werd vernietigd. De secretarissen pakten de kleding, brieven, notities en persoonlijke herinneringen van de paus en tegen 6 uur ’s avonds waren alle 19 pauselijke vertrekken grondig ontdaan van alle sporen van eeneventueel misdrijf. De herinnering van zijn aanwezigheid in het Vaticaan was weg geveegd. De vermeende moord was compleet.

Volgens zijn broer Edoardo was de paus in goede gezondheid en wist te melden dat Zijne Heiligheid drie weken voor zijn dood een medisch onderzoek had gehad en geheel gezond verklaard was.

Een verslag in Time Magazine van 9 oktober 1978 was eveneens van oordeel dat de voortijdige dood van paus Johannes Paulus I een diepe verdenking aan de dag legde dat de paus vergiftigd zou zijn.

Het Vaticaan heeft vanaf het begin altijd een onderzoek naar deze kwestie gedwarsboomd.

In de negen maanden die hierop volgden werden nog verscheidene mensen vermoord.
– Rechter Emillio Alessandrini, de magistraat die de activiteiten van de Banco Ambrosiano wilde onderzoeken.
– Nino Pecorelli, een onderzoeksjournalist die het lidmaatschap en de handelingen van de P-2 groep (geheim vrijmetselaars genootschap) wilde bekendmaken.
– Giorgio Ambrosioli die getuigde met betrekking tot de zakelijke belangen van Sindona en Calvi in het Vaticaan
– Luitenant-kolonel Antonio Varisco, hoofd van de veiligheidsdienst van Rome die de activiteiten van de P-2-groep onderzocht.
– Boris Guilano, politieman uit Palermo. Hij sprak met Geogio Ambrosioli over het witwassen van maffia geld door Sindona via de Vaticaanse Bank naar Zwitserse bankrekeningen.
– Poging tot zelfmoord van Sindona in de gevangenis.
– Poging tot zelfmoord van Roberto Calvi in de gevangenis.
– In 1986 werd Michele Sandona vergiftigd in de gevangenis.

Dit bericht werd geplaatst in Boek, Crime, Geschiedenis, Mafia en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op De dood van Paus Johannes Paulus I (28 September 1978)

  1. elizabeth zegt:

    Wat een duisternis heerst er in het vatikaan, deze paus zou de enige geweest zijn die in de sporen van Jezus Christus gelopen zou hebben, eerlijkheid, dit was het werk van de satan.

Plaats een reactie