In de nacht van 9 op 10 november 1938, de “Kristallnacht”

De Kristallnacht was een door de nazi’s georganiseerde pogrom gericht tegen de Joden in Duitsland. De Kristallnacht vond plaats in de nacht van 9 op 10 november 1938. In heel Duitsland werden Joden aangevallen, er werden 267 synagogen in brand gestoken en ongeveer 7500 winkels en bedrijven van Joden vernield. Ook Joodse huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen moesten het ontgelden. Het werd de brandweer verboden om de branden te blussen. Tijdens de Kristallnacht werden 92 Joden vermoord. Ook in Oostenrijk en Sudetenland werden Joden aangevallen en hun bezittingen vernield. Nazipropagandaminister Joseph Goebbels wordt gezien als het brein achter de Kristallnacht.

De naam Kristallnacht verwijst naar het vele glaswerk dat tijdens deze aanvallen werd vernield. Van Joodse zijde werd later bezwaar gemaakt, zij vonden de naam te eufemistisch gegeven de ernst van de gebeurtenissen.

Wat eraan vooraf ging.

Een paar maanden nadat Adolf Hitler aan de macht kwam in januari 1933, verschenen er borden in de straten van Duitsland met opschriften als ‘Joden niet welkom’ en ‘Koop niet bij Joden’. Ook werden er vanaf dat moment wetten uitgevaardigd die het leven van de 600.000 Joden in Duitsland steeds moeilijker maakten. Ze mochten geen ambtelijke functies meer bekleden, niet studeren aan de universiteit en met de Neurenberger Wetten uit 1935 verloren Joden hun burgerrechten. In 1938 waren al 150.000 Joden Duitsland ontvlucht.

Hitler, die de Duitse maatschappij wilde ‘ontjoden’ (naar analogie van ‘ontluizen’), zag bij voorkeur alle Joden uit Duitsland vertrekken.

Er waren veel meer Joden dan de reeds vertrokken 150.000 die Duitsland wilden verlaten, maar andere landen wilden geen of maar mondjesmaat Joden opnemen. Omdat de ‘ontjoding’ niet snel genoeg ging, gaf Hitler op 18 oktober 1938 het bevel 12.000 Pools-Duitse Joden uit te zetten. Deze Joden woonden vaak al jaren legaal in Duitsland. De te deporteren Joden kregen slechts één nacht om Duitsland te verlaten, ze mochten daarbij één koffer meenemen. De achtergebleven bezittingen werden in beslag genomen door de nazi’s of geplunderd door buurtgenoten. De 12.000 Joden werden op de trein gezet naar Polen waar 4.000 mensen werden toegelaten door de Poolse regering. De andere 8.000 gedeporteerden konden niet anders dan wachten bij de grens op een eventuele toelating tot Polen. Bij de grens – in het niemandsland – waren geen voorzieningen. De Joden wachtten buiten, zonder onderdak en zonder voedselvoorziening, regelmatig werd er geweld tegen hen gepleegd en er vielen ook doden.

Na de Rijksdagbrand op 5 maart 1933 werden er door de S.A. (Sturmabteilung) enkele aanslagen gepleegd op Joden. De eerste officieel door de staat gesteunde daad tegen de Joden werd ondernomen op 1 april 1933. Het ging om een boycot van joodse winkels. De bevolking werd verboden om nog bij Joodse winkeliers te kopen. Volgens Goebbels, belangrijke leider van de S.A. en later Minister van Propaganda, “was het een plicht van het Duitse volk om deze boycot uit te voeren om de goede naam van Duitsland te bewaren.”

Tien dagen later vaardigde de regering een wet uit die het begrip “niet-ariër” introduceerde. Zij moesten worden verwijderd uit de ambtelijke dienst. De joodse ex-ambtenaren zouden een minimaal pensioen ontvangen. In de maanden tot juni volgden soortgelijke maatregelen voor de medische en juridische beroepen. Er werd ook de toegang tot allerlei culturele ontspanningsmogelijkheden, zoals opera’s, bioscopen en ander uitgaansmogelijkheden, aan de “niet-ariër” verboden.

De volgende belangrijke stap werd op 14 november 1953 gezet. Toen werd het begrip
“niet-ariër” afgeschaft en werd er gewoon gezet wat er werd bedoeld: “de jood”. Voortaan zou “de jood”  geen Rijksburger meer kunnen zijn, maar alleen een “Rijksgenoot met beperkte rechten”.

Dezelfde wet regelde de “bescherming van het Duitse bloed”. Het werd de joden verboden om met “ariërs” te trouwen. Allerlei andere maatregelen zorgden voor een bijna totale sociale scheiding tussen de joden en de “ariërs”. Tenslotte zou in oktober 1938 aan deze wet worden toegevoegd dat alle Duitse joden een “J” – jood – in hun paspoort moesten hebben. De uitschakeling van de joden uit het economische leven van Duistland was het volgende doel.

Vanaf 1937 werden er allerlei maatregelen genomen die de joden economisch troffen. Het geld dat de Duitse staat aan deze regelingen verdiende, ging vooral naar het ministerie van Goering.



De ontrechting van de joden was trouwens in handen van Goering. Hij wilde de ontrechting van de joden volgens een ‘Vier Jarhenplan’ uitvoeren. Alle acties tegen de joden moesten juridisch onderbouwd worden. Hij wilde dit omdat zijn ministerie dan alle touwtjes in handen hield en zo Goerings eigen macht vergrote.

Een ander voorbeeld van “ontrechting” kwam uit Oostenrijk waar de SD de emigratie van de joden in Oostenrijk regelde. De leiding was in handen van Adolf Eichmann, die een systeem ontwikkelde waardoor honderden joden per dag “afgehandeld” konden worden. Ze kwamen ’s ochtends rijk het hoofdkwartier binnen en ’s avonds verlieten ze het straatarm, maar in bezit van een uitreisvisum. Binnen zes maanden verlieten 50.000 joden Oostenrijk.

De aanslag in Parijs.

In de nacht van 28 op 29 oktober joegen de Duitse troepen bijna 12.000 joden de Duits-Poolse grens over. Maar dit lukte niet overal. In het grensstadje Zbonzsyn lieten de Poolse grenswachters de Poolse joden niet toe. De Duitse soldaten dwongen de joden om door te lopen. Uiteindelijk bleef een groep van ongeveer 2000 joden in het niemandsland tussen Polen en Duitsland. Bij deze mensen was het echtpaar Grünspan uit Hannover, waar ze al 27 jaar woonden. Hun 17-jarige zoon Herschel Grynszpan was Duitsland al eerder ontvlucht en woonde in 1938 bij zijn oom in Parijs. Op 3 november 1938 ontving Herschel Grynszpan een brief van zijn zuster waarin zij hem schreef over hun deportatie en de erbarmelijke omstandigheden waarin de familie verkeerde. In de daaropvolgende dagen las Grynszpan meer verhalen over de deportatie van de Pools-Duitse Joden in een Jiddische krant. De berichtgeving maakte hem woedend. Op 7 november ging Grynszpan naar de Duitse ambassade te Parijs om te pleiten voor de gedeporteerden, echter zonder succes. Gefrustreerd vuurde hij vijf kogels af op de diplomaat die weigerde hem te helpen. Deze Duitse diplomaat, Ernst vom Rath, overleed twee dagen later. Of Grynspan inderdaad ging pleiten voor de 12.000 gedeporteerden is niet helemaal zeker, andere historici gaan ervan uit dat Grynspan naar de ambassade ging met het voornemen de ambassadeur te vermoorden, deze was echter niet aanwezig waarop Grynspan Vom Rath dodelijk verwondde.

De Nazi’s leken niet meteen te reageren op de moordaanslag Toen er een Engelse politicus naar Berlijn kwam om te vergaderen met de Nazi’s, werd er geen woord gerept over de moordaanslag. Dezelfde avond echter deed Goebbels Ministerie van Propaganda een oproep aan alle krantenredacties om zoveel mogelijk aandacht aan de moordaanslag te besteden.

Goebbels liet  duidelijk weten dat het eigenlijk niet een strijd tegen Frankrijk was, maar tegen alle criminele joden. Als gevolg hiervan schreef de ‘Völkische Beobachter’, de officiële krant van de Nazi’s : “het is nu duidelijk dat het Duitse volk slechts een gevolgtrekking kan sluiten uit deze aanslag. Het is een onmogelijke toestand dat honderdduizenden joden het economische leven nog beheersen terwijl hun rasgenoten in het buitenland oorlog voeren tegen Duistland. Wij hopen bovendien dat de aanslag een teken zal zijn voor diegenen die nog niet inzien dat de joden een goede verhouding tussen de naties in de weg staat’.

De “Kristallnacht”

De avond van 9 november 1938 vierden de belangrijkste Nazi’s feest. Het ging om een reünie van de veteranen van de eerste staatsgreep van de Nazi’s in 1923, de zgn. “bierhallen putsch”.

Hitler zou er komen spreken. Maar om negen uur die avond werd er bekend dat Vom Rath was overleden aan zijn verwondingen. Freiherr von Eberstein begeleidde Hitler die avond. Hij was hoofd van de politie van München en een hoge officier van de S.S.. Door dit nieuws weigerde Hitler te spreken op het feestje. Wel had hij een ernstig gesprek met Goebbels. Von Eberstein kon nog net verstaan dat Hitler aan het einde zei  “dat aan de S.A. een uitspatting moest worden toegestaan”.

Na Hitlers vertrek stond Goebbels op, liet naar de spreekstoel en maakte de dood vanVom Rath bekend. Daarna volgde een antisemitische toespraak waarin duidelijk werd dat de mensen opgeroepen werden om acties tegen de joden te ondernemen. Goebbels verwees naar de ‘spontane’ actie in het land, waarbij joodse winkels en synagogen vernietigd waren. Andere acties zouden op ‘spontane’ wijze op gang worden gebracht.

Na de rede van Goebbels ging de bijeenkomst uiteen. De meeste aanwezigen gaven snel per telefoon de bevelen door. Het nieuws ging als een lopend vuurtje rond en bereikte dan ook rond twee uur  ’s nachts de S.A.. Tot die tijd had Goebbels alleen de leiding over de actie. Het hoofd van de S.A., Victor Lutze, gaf zijn ondergeschikten het nieuws door en zei nadrukkelijk dat het om “spontane” acties moest gaan en dat er “geen bevel” voor was gegeven.

Het hoofd van de S.D., Heydrich, werd pas later op de hoogte gebracht van de gebeurtenissen. Hij wilde niets doen zonder Himmler van de S.S. geraadpleegd te hebben. Op dat moment was Himmler met Hitler in gesprek over wat de taken van de andere diensten van de partij waren. Hij kreeg te horen dat ze zich moesten houden aan de bevelen van het Ministerie van Propaganda. De S.S. en de S.D. zouden de Gestapo alleen ondersteunen in hun taak als dat nodig was. De taak van de Gestapo was om plunderingen te verkomen en dat alleen synagogen in brand werden gestoken.

De gebeurtenissen volgden in die nacht elkaar in snel tempo op. In heel Duitsland werden winkels, woningen en synagogen vernield en verbrand.  De Gestapo kon niet verkomen dat er ook veel plunderingen waren. De wreedheden in die nachten zijn niet te beschrijven de joden werden die nacht als dieren behandeld.

Het was de eerste openlijke actie tegen de joden, waar geen geweld werd geschuwd.

De dag erna.

De Kristallnacht was de eerste echte grote geweldpleging tegen de Joden in Duitsland sinds de machtsovername door de nazi’s in 1933. De geweldsexplosie was de apotheose na jaren van toegenomen spanningen, pesterijen en verbodsbepalingen in het nadeel van de Joodse gemeenschap in Duitsland. De nazi’s namen overigens niet de verantwoordelijkheid voor de Kristallnacht. De door het geweld veroorzaakte schade werd de Joodse gemeenschap aangerekend, zij zou het geweld hebben ‘uitgelokt’.

Op 12 november 1938 werd besloten dat de Joodse gemeenschap een boete moest betalen van een miljard Reichsmark wegens ‘hun vijandige houding ten opzichte van het Duitse volk, het uitlokken van geweld en de moord op Vom Rath’. Bovendien moesten de verzekeringsmaatschappijen waar de Joden verzekerd waren het geld waar de verzekerden na de Kristallnacht recht op hadden in de staatskas storten. De boete werd geïnd in de vorm van een belasting, Joden moesten 25% van hun vermogen afstaan aan de Duitse staat, in totaal werd er 1.126.612.495,- Reichsmark opgehaald . (!)


Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie