15/16 Augustus 1942 – De grote razzia van Antwerpen

In de nacht van 15 op 16 augustus 1942, vandaag 70 jaar geleden, organiseerden de nazi’s en collaborateurs de eerste razzia tegen Joden in Antwerpen.

In de vooravond gaf de Antwerpse hoofdcommissaris van de politie Jozef De Potter met zijn “Dagelijksche Orders”  in de rubriek Varia (!) mee: “Heden avond dient op bevel vanaf 20.30 uur der Sicherheitspolizei in de 5de, 6de, en 7de Wijken een bijzondere beschikking voorhanden te zijn, om bepaalde opdrachten uit te voeren.” Welke die “bepaalde opdrachten” waren, werd er niet bij verteld. Wél “dat de aangeduide agenten moeten geleverd worden”, desnoods moest personeel uit andere reeksen aangeduid worden.

In die nacht werden 845 mensen opgepakt. Er volgen nog drie razzia’s in Antwerpen en één in Brussel. Tijdens de vijf acties werden zo’n  4.000 mensen opgepakt.

Het moment is goed gekozen: sabbatavond. De Antwerpse politie wordt  ingeschakeld om “werkweigeraars” mee te nemen. Die nacht worden 845 mensen opgepakt, waaronder 261 kinderen; 57 van hen zijn jonger dan vijf. De oudste ‘werkweigeraar’ is achtentachtig, de jongste….tien weken oud !

De tweede razzia heeft in de nacht van 28 op 29 augustus plaats, en begint weer op vrijdagavond, begin van de sabbat. Ook voor de derde razzia, die op 11 en 12 september overdag plaatsheeft, wordt een mooie dag uitgekozen: het joodse Nieuwjaar.

Dossin kazerne.

De opgepakte joden werden naar de kazerne van Dossin in Mechelen gebracht. Vandaar uit werden ze naar het uitroeiingskamp Auschwitz gebracht. Overleven, kon haast alleen bij wonder; van de ruim 25.000 uit België gedeporteerde joden (en zigeuners) kwamen er amper 1.300 terug.

Oorlogsburgemeester Delwaide.

De rol van de Antwerpse politie, althans van een deel ervan, en van de Antwerpse burgemeester, is twijfelachtig.

Uit onderzoek van o.m. historicus Lieven Saerens en van het centrum SOMA blijkt dat de rol van de Antwerpse autoriteiten groter was dan gedacht. Leo Delwaide, toenmalig burgemeester, de hoofdcommissaris en de Procureur des Konings gaven de politie de opdracht mee te werken aan de razzia.

De vraag of Delwaide’s eventueel protest of weigering veel zou hebben uitgehaald, doet eigenlijk niets terzake. Hij had de wettelijke verplichting om te weigeren, wat de Brusselse burgemeester wel deed.

Dit staat in contrast tot Brussel. Hier komt er slechts één grote razzia, in de nacht van 3 op 4 september 1942. Maar omdat de politie niet meewerkt, beperkt de razzia zich tot de buurt van het Zuidstation: er worden 660 mensen opgepakt, waaronder 103 kinderen.

De conservatief-katholieke oorlogsburgemeester van Brussel, Jozef Coelst, verwees naar het feit dat zijn politie enkel voor administratieve aanhoudingen bevoegd was en dat was hier niet het geval. Indien het echter om aanhoudingen in het kader van criminele feiten zou gaan, zo argumenteerde hij verder, was alleen de Procureur des Konings bevoegd. Ook verwees hij naar de Conventie van den Haag uit 1907, die het internationaal oorlogsrecht regelde.

Dat zijn de “officiële” razzia’s, maar er zijn ook de talrijke “kleine” razzia’s in stations, op pleinen, in treinen en trams. Joden worden ”toevallig” opgepakt bij het verlaten van hun onderduikadres, of Joodse kinderen worden opgewacht aan de uitgang van de school. En dan zijn er ook de verklikkingen, die tot invallen in huizen leiden.

Dr. Max Werner, “de Duitser met het litteken op de wang”, vanaf 14 juli 1941 hoofd van de Sipo-SD Antwerpen. Verantwoordelijke voor de Razzia

Plan van de Razzia

Onze eigen “Vel d’Hiv”.

In de bezette landen zetten de Duitsers liefst zo weinig mogelijk van hun ‘eigen’ legereenheden en politiediensten in. Die konden ze aan het front beter gebruiken. Het “dagelijks beheer” van de bezetting lieten de Duitsers over aan collaborateurs. Daarbij konden ze rekenen op de medewerking van de gevestigde instellingen, die grotendeels intact waren gebleven.

Dat was ook zo voor de uitvoering van de anti-joodse wetten. Het Antwerpse stadsbestuur toonde zich daarbij toch wel heel gewillig. Burgemeester Leo Delwaide en de zijnen vonden het lot van hun joodse medeburgers duidelijk niet de moeite om erover problemen te riskeren met de Duitsers.

In België hadden de joden, van wie er velen overigens al ondergedoken leefden, in de zomer van 1942 de opdracht gekregen om zich “voor arbeid in het Oosten” te melden bij de verzamelplaats in Mechelen. Omdat dit weinig gevolg had besloten de Duitsers om hen met razzia’s op te pakken.

Het werden echte “klopjachten”, waarbij hele buurten huis per huis van de zolder tot de kelder moesten worden uitgekamd, vereisten immers nogal wat mankracht en daarvoor deed de Sicherheitspolizei niet alleen een beroep op Vlaamse collaborateurs, maar ook op de Antwerpse politie.

Hoofdcommissaris De Potter zag daar geen graten in, burgemeester Delwaide en procureur des konings Edouard Baers al evenmin.

Pas maanden later, toen het om ‘eigen volk’ ging, lieten Delwaide, De Potter en Baers het tot een breuk met de Duitsers komen: ze weigerden om de politie Belgen te laten oppakken die zich onttrokken aan de plicht om in Duitsland te gaan werken.

Wat betreft de jodenrazzia’s scheen niemand zich van enig kwaad bewust. “Plicht Vervuld”, oordeelde commissaris Jozef De Potter.

Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, Oorlog en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie